In 1624 werd bij het dorpje Versailles, op zo’n 20 km afstand van Parijs, een jachtslot van rode baksteen en zandsteen voor koning Lodewijk XIII opgetrokken. Zijn zoon Lodewijk XIV ( 638-1715) liet in 1680 het jachtslot uitbreiden tot een reusachtig paleis op een terrein van 800 hectare groot. Architect hiervan was Jules Hardouin-Mansart. Ook het dorp Versailles is later in opdracht van Lodewijk XIV uitgebreid tot een echte stad.
Het kasteel werd de belangrijkste residentie van de Franse koning en werd daardoor ook het regeringscentrum en het militaire hoofdkwartier van Frankrijk.
In het paleis bevonden zich ruim 200 woningen en meer dan 400 éénpersoons appartementen. Men schat dat er op het einde van de regeerperiode van Lodewijk XIV dagelijks ruim 3000 hovelingen in Versailles verbleven. En nog veel meer bij de weelderige hoffeesten, met veel pracht en praal en de hofetiquette, waar het paleis om bekend stond. Lodewijk XIV werd niet voor niks de Zonnekoning genoemd.
Bij het paleis behoren o.a. de Franse tuinen en twee buitenverblijven voor de koning het grote en kleine Trianon. De Franse tuinen van Versailles met hun vele fonteinen zijn ontworpen door tuinarchitect André Le Nôtre. Het waterverbruik van de fonteinen was enorm. Daarom werden er speciale kanalen en aquaducten vanaf de Seine aangelegd om Versailles van water te voorzien.
Tot op heden zijn het paleis en de tuinen nog veel hetzelfde zoals in de tijd van de Zonnekoning.
President Charles de Gaulle liet in 1965 het interieur renoveren. Een gedeelte van de rechtervleugel is nu beschikbaar voor de Franse president en wordt ook gebruikt als onderkomen voor buitenlandse staatshoofden.
In 2024 zullen tijdens de Olympische Spelen in de tuinen van het paleis van Versailles de ruitersporten worden gehouden.
Armorica of 'land van de zee' was in de oudheid de naam van het huidige schiereiland Bretagne, de meest westelijke regio van Frankrijk.
Rond 5.000 v.Chr. was het gebied al bewoond. Deze eerste bewoners bouwden grafmonumenten, dolmens genaamd, van grote rotsblokken. Bij het huidige Carnac zijn tientallen dolmens en menhirs, rechtopstaande rotsblokken, te vinden.
Rond 500 v.Chr. vestigen Keltische stammen zich in het gebied. Er was al snel een bestuur van edelen en krijgers. De Romeinse legers verschijnen in 57 v. Chr. en met veel strijd werd de streek bezet.
Armorica werd toegevoegd aan de Romeinse provincie Lugdunensis, en bleef 400 jaar lang onder Romeins bestuur.
Na de instorting van het Romeinse Rijk kwamen Frankische en Saksische troepen steden en het platteland plunderen.
In de 6e eeuw staken Britten (ook een Keltische stam) uit Wales en Cornwall het Kanaal over om zich te vestigen in Armorica, dat ze zelf ‘Klein-Brittannië’ of ‘Bretagne’ noemden. Tot aan de 10e eeuw bleef het gebied een onafhankelijk vorstendom. Na 1200 werd het een graafschap en later een hertogdom. In de 15e eeuw kwam de Bretonse staat op het hoogtepunt van zijn macht. De hertog van Bretagne, die de status van vorst had, vestigde zich in Nantes. Tot aan de Franse Revolutie bleef Bretagne een Franse provincie met een grote mate van autonomie. Na de provinciale herindelingen van 1941 valt Nantes administratief niet meer onder Bretagne.
Rennes is nu de hoofdplaats van de regio Bretagne. Maar veel inwoners blijven desondanks Nantes een deel van Bretagne vinden.
De Indre is een rivier in Midden-Frankrijk, waar ook een departement naar is vernoemd. De Indre is ongeveer 265 kilometer lang. Vanaf de bron bij Saint-Priest-la-Marche loopt de Indre naar het noordwesten om bij Chinon, ten westen van Tours, uit te monden in de Loire. De rivier is niet bevaarbaar voor de handels-scheepvaart, mede vanwege de verschillende stuwen met watermolens.
De Indre stroomt voornamelijk door een landelijk gebied met als belangrijkste plaatsen Chateauroux, Loches en Azay-le-Rideau.
Net als langs de Loire staan ook langs de Indre kastelen, zoals in de genoemde steden. Maar er is wel verschil. Langs de Loire stammen de kastelen voor een belangrijk deel uit de latere renaissance. Vaak werden deze gebouwd als jachtslot.
De Indre kent daarentegen robuuste bolwerken uit de vroege middeleeuwen die belegeringen moesten kunnen doorstaan.
In Loches aan de Indre stond reeds in de 6e eeuw een fort op een rots boven de rivier.
Van de 10e tot de 13e eeuw was Loches in bezit van de graven van Anjou, die het fort uitbouwden tot een woonburcht.
Tijdens de Honderdjarige Oorlog (1337 tot 1453), tussen het Franse en Engelse koningshuis over de troonsopvolging in Frankrijk, was de Indre lange tijd grensrivier. Loches werd wisselend door Franse en Engelse troepen belegerd en ingenomen
In Loches is in het middeleeuwse karakter van het historische centrum goed bewaard gebleven. Er zijn nog twee van de drie oorspronkelijke stadsomwallingen te zien. De burchttoren, de Donjon, was nog lange tijd in gebruik als gevangenis.
De rivier de Garonne ontspringt in de Spaanse Pyreneeën, bij Pla de Beret in de Vall d'Aran, en komt nabij Bagnères-de-Luchon Frankrijk binnen. De Garonne is ongeveer 650 km lang.
De rivier stroomt noordwaarts naar Toulouse, en vandaar naar het westen, richting Bordeaux.
Vanaf Bordeaux is de Garonne bevaarbaar voor zeeschepen.
Even voorbij Bordeaux, bij Bec-d'Ambès, vloeit de Garonne samen met de Dordogne en heet dan Gironde. De Gironde is bijna 100 km lang en mondt bij Royan, bijna 10 km breed, uit in de Atlantische Oceaan.
Overigens, Garonne (Keltisch) en Gironde (Latijns) zijn dialectische varianten. Beide namen hebben “water” als betekenis in de naam.
In het verleden was de Garonne al een belangrijke route voor het vervoer van goederen. De bevaarbaarheid van de Garonne was al in de oudheid bekend. In de achttiende eeuw werd Bordeaux, door die bevaarbaarheid, de belangrijkste Franse haven. De rivier was bevaarbaar van de oceaan tot aan Langon, een afstand van ruim 120 km landinwaarts. Eb en vloed zijn nog merkbaar tot aan Casseuil, 12 km stroomopwaarts van Langon.
In 1822 maakte de bouw van een stenen brug bij Bordeaux over de Garonne een einde aan de scheepvaart stroomopwaarts. Er werd toen een kanaal naast de Garonne aangelegd om Bordeaux te verbinden met Toulouse. Hier is een verbinding met het Canal du Midi naar Sète aan de Middellandse Zee.
De overstroming van de Garonne van 23 juni 1875 is historisch de zwaarste overstroming van de rivier in Toulouse. De overstroming verwoestte ongeveer 1.400 huizen en alle bruggen van de stad, met uitzondering van de stenen Pont-Neuf.
Cognac is een Frans stadje in het westelijke département Charente.
De vroege geschiedenis van Cognac is verbonden met de zouthandel. In de 10e eeuw werd er in de stad een haven aan de rivier de Charente aangelegd. Hier werd het zout gelost dat van de kust via de Charente werd aangevoerd over een afstand van ruim 60 km.
Tijdens de Honderdjarige Oorlog (een serie oorlogen tussen 1337 en 1453 over de troonsopvolging in het Franse Rijk) werd Cognac beurtelings belegerd en ingenomen door Engelse en Franse legers. De Engelse vorsten hadden hun wortels in het Franse Normandië en er waren huwelijken met Franse prinsessen, zodat ook zij aanspraak maakten op de Franse troon.
Aan het einde van de 15e eeuw werd een nieuwe haven, Porte Saint-Jacques, gebouwd. Aan de zouthandel kwam echter een einde, maar in de 17e eeuw zorgde de wijnhandel voor een nieuwe bloei.
Om de wijnen beter te kunnen bewaren, werden ze gedistilleerd. Er ontstond een sterk alcoholische drank (40% of hoger), die naar de stad werd vernoemd. Veel cognac werd geëxporteerd naar Engeland en de Engelse adel investeerde veel in deze handel. Bekende merken zijn Hennessy, Remy Martin, Otard, Courvoisier en Martell.Om cognac genoemd te mogen worden dient de drank aan een aantal voorwaarden te voldoen, zoals het gebruik van bepaalde druivenrassen uit de omgeving. Er moet dubbel gedistilleerd worden en de drank moet minstens twee jaar in houten vaten gerijpt zijn.
In 1909 werd cognac een Appellation d'Origine Contrôlée en dit werd in 1936 nog eens bevestigd.
De Rhône is een rivier in Zwitserland en Frankrijk. De rivier ontspringt uit de Rhônegletsjer bij de Furkapas in de Zwitserse Alpen. De Rhône is 812 kilometer lang, waarvan 267 kilometer in Zwitserland ligt en 545 kilometer in Frankrijk. De Rhône mondt in Zwitserland uit in het meer van Genève aan de oostkant om ruim 60 km verder in het westen weer verder te stromen richting Frankrijk.
Lyon is de belangrijkste stad aan de Rhône. Hier vloeit de Saône samen met de Rhône. De Rhône stoomt vanaf Lyon nu verder naar het zuiden, naar de Middellandse Zee. De benedenloop is goed bevaarbaar gemaakt door kanalen naast de rivier.
Tussen Lyon en Avignon ligt het wijngebied van de Côtes du Rhône. De geschiedenis van de wijnbouw langs de Rhône gaat meer dan tweeduizend jaar terug. De Rhône was al van oudsher een uitstekende verbindingsroute. De naamsbekendheid van dit wijngebied is door de toekenning van de Appellation d'Origine Contrôlée Côtes du Rhône op 19 november 1937 alleen maar groter geworden. De wijnen uit de Côtes du Rhône kunnen vaak al jong gedronken worden. De smaken variëren van zacht tot vol en stevig.
Bij Arles vormt de rivier een delta met als grootste rivierarmen de Grand-Rhône en de Petit-Rhône. De delta staat bekend als de Camargue. Het is een beschermd natuurgebied met veel watervogels, waaronder flamingo’s. Ook vindt men er wilde paarden en runderen.
Abbeville is een stad in het noorden van Frankrijk. Abbeville ligt vlakbij de monding van de rivier de Somme in het departement Somme.
Abbeville werd gesticht in 990 toen Hugo Capet het gebied overnam van de Abdij van Saint-Riquier en er een koninklijk kasteel liet bouwen. Hij schonk het kasteel aan zijn dochter Gisela en haar echtgenoot Hugo I van Ponthieu. Abbeville werd de hoofdstad van het graafschap Ponthieu.
In de 11e eeuw was bij die burcht een handelshaven ontstaan van waaruit goederen werden vervoerd naar andere kustplaatsen en over de Somme naar Amiens in het achterland.
Onder koning Lodewijk XIV van Frankrijk, vestigde Joost van Robais uit Middelburg zich in 1665 met circa 50 wevers en een groot aantal weefgetouwen in Abbeville, om er een weverij te beginnen. Hij was daarmee de grondlegger van het textielbedrijf Manufacture royale des Rames. De lakenfabriek van Robais werd zo'n groot succes dat er in de 18e eeuw ruim 3.000 mensen werkten.
In 1847 werd een eerste spoorwegstation geopend. In 1867 verloor Abbeville haar status van versterkte plaats en kon een begin worden gemaakt met de afbraak van de stadsomwalling. De stadspoorten werden afgebroken en in de plaats van de stadsmuren kwamen boulevards, die nog steeds Abbeville ontsluiten.
Op 20 mei 1940 werd Abbeville gebombardeerd. 2.400 gebouwen werden zwaar beschadigd, waaronder het Belfort, het stadhuis en de Sint-Wulframkerk. Na de oorlog duurde de wederopbouw van de stad, tot in de jaren ’60. Veel wederopbouwplannen, waaronder het nieuwe stadhuis, zijn van de hand van de Belgische architect Perret.
In 2001 kon de Somme de overvloedige regenval niet meer verwerken en overstroomde een groot deel van Abbeville. Op het treinstation stonden zelfs de perrons blank.
Ook in november 2023 waren er overstromingen van de Somme door overvloedige regenval. Honderden gezinnen werden geevacueerd.
Tours ligt in Midden-Frankrijk, tussen de Loire en de Cher. Tours is de hoofdplaats van het departement Indre-et-Loire.
Tours, destijds Caesarodonum genaamd, werd tussen 10 v.Chr. en 30 n. Chr. gesticht en werd een stad van betekenis in de Gallo-Romeinse tijd. Caesarodunum kreeg later de naam Civitas Turonorum (stad van de Turonen) en werd rond 360 de hoofdstad van Gallia Lugdunensis.
In de 9e eeuw werd de vesting Tours verder verstrekt om de stad te verdedigen tegen de Noormannen en later de Engelsen. In 1205 veroverde koning Filips August Tours op de Engelsen.
Tijdens de Honderdjarige Oorlog tussen Frankrijk en Engeland was Tours het hart van het koninkrijk Frankrijk en werd zodoende de hoofdstad en koninklijke stad.
Vanaf de vijftiende eeuw kende Tours een belangrijke zijde-industrie. Door godsdienstgeschillen verlieten veel (protestantse) zijdewerkers de stad en begon een economisch verval die de stad pas in de negentiende eeuw te boven kwam door de komst van de spoorwegen.
In het centrum van Tours staan nog een aantal huizen in houtskeletbouw uit de 15e eeuw.
De Saint Gatien Kathedraal heeft twee torens. De bouw ervan startte in de dertiende eeuw in Romaanse stijl, vervolgens bouwde men in de Gotische stijl om te eindigen in de Renaissance stijl. De bouw van de Kathedraal duurde tot de zestiende eeuw.
Het moderne Internationale Congrescentrum Vinci (architect Jean Nouvel) vertegenwoordigt het hedendaagse Tours. Het gebouw met glazen gevels en een opvallend dakoverstek heeft drie grote zalen en een twintigtal kleinere vergader- en expositieruimten.
In de 10e eeuw bouwde Raoul van Déols aan de oever van de rivier de Indre een kasteel. Het werd al spoedig het kasteel van Raoul genoemd, in het Frans Château Raoul, en dat werd later verbasterd tot Châteauroux. Rond het kasteel ontstond een stadje. De heren van Déols waren vazallen van de Engelse koningen, die in die tijd het westen van Frankrijk onder hun gezag hadden. De Indre was namelijk deel van de grens tussen het Engelse en Franse koninkrijken. Na menige veldslag komt rond 1200 het gebied onder Frans gezag.
Tijdens de Honderdjarige Oorlog werd Châteauroux meermaals belegerd. In 1356 en 1374 werd de stad geplunderd en vernield. In 1447 kreeg de stad toelating om een stadsmuur te bouwen en rond deze tijd werd ook het Château Raoul herbouwd.
Tijdens de Industriële Revolutie in de 18e eeuw kreeg de aanwezige linnen- en lakenproductie een stevige impuls door de komst van de spoorwegverbindingen met name naar Parijs. Naast de lakenindustrie ontwikkelde zich de tabaksnijverheid, kledingateliers, smederijen en ook twee brouwerijen. De stad groeide in die tijd explosief tot meer dan 18.000 inwoners.
Nabij Châteauroux werd in 1917 een militair vliegveld geopend, het Aérodrome de La Martinerie. Vliegtuigbouwer Dassault vestigde zich hier in 1936.
Het vliegveld werd in 1951 omgebouwd tot een grote NAVO-basis. De komst van 10.000 Amerikaanse militairen gaf een nieuwe economische impuls aan de stad. Om gezinnen van de Amerikanen te kunnen huisvesten, werd in de stad zelfs een wolkenkrabber gebouwd, in de volksmond “Le Building” (hét Gebouw). Maar in 1959 werd de Amerikaanse aanwezigheid alweer afgebouwd en in 1967 verlieten de laatste Amerikaanse militairen de stad.
De Moezel ontspringt in Frankrijk op de Col de Bussang in de Vogezen op 735 meter hoogte. De Moezel stroomt door drie landen en komt na 544 kilometer bij Koblenz uit in de Rijn.
Op het drielandenpunt van Frankrijk, Duitsland en Luxemburg ligt het Luxemburgse stadje Schengen, bekend van het Schengen-akkoord.
Vanaf hier is de Moezel over ruim 30 km grensrivier tussen Duitsland en Luxemburg.
De naam 'Moezel' (Frans: Moselle, Duits: Mosel, Luxemburgs: Musel) komt van het Latijnse Mosella, een verbastering van het Keltische Mosea. Mosella is weer een Latijns verkleinwoord van Mosa (Maas). Want de Maas en de Moezel (de grote en de kleine Maas) stromen voor een gedeelte op korte afstand parallel naast elkaar.
Voor de laatste IJstijd mondde de Moezel uit in de Maas, in de omgeving van het huidige Toul. Door bodemerosie na de IJstijd ontstond een verbinding tussen de Moezel en de verder oostelijk gelegen Meurthe. De Meurthe was toen een zijrivier van de Rijn, maar werd een zijrivier van de bredere Moezel en de Moezel volgde verder het oude tracé van de Meurthe.
In 1967 werd de Moezel een bevaarbare rivier met achttien schutsluizen. Van Koblenz kunnen binnenschepen tot voorbij het Franse Metz varen en via diverse kanalen verder Frankrijk in.
Moezelwijnen komen hoofdzakelijk uit Duitsland, maar ook in Frankrijk is er een wijngebied langs de Moezel; de Cotes-de–Moselle.
De Saône is een rivier in het oosten van Frankrijk, die in de Vogezen ontspringt en in Lyon uitkomt in de Rhône. In de tijd rond het begin van de jaartelling droeg de rivier de naam Arar. De huidige naam gaat waarschijnlijk terug op die van de godin Sauconna, die door de hier wonende Sequani, een Gallisch volk, werd vereerd.
De rivier meanderende traag door een vrij vlak gebied en trad regelmatig buiten haar oevers, vanwege de afwezigheid van doeltreffende dijken, stuwen en sluizen. In 1840 leidde zo'n overstroming tot een ramp, waarbij veel mensen om het leven kwamen en talloze huizen langs de oevers werden verwoest. Een complicatie is, dat de Saône benedenstrooms van Verdun-sur-le-Doubs, waar een grote zijrivier, de Doubs, erin uitmondt, veel meer water vervoert dan bovenstrooms daarvan. Dit bemoeilijkt een juiste voorspelling van de waterstand in de rivier.
In de jaren na 1840 zijn er waterbouwkundige werken langs de Saône uitgevoerd, maar soms zijn er nu toch nog overstromingen.
De Saône vormt een schakel in de binnenscheepvaartroute van de Noordzee naar de Middellandse Zee. Rond 1885 komt het Marne-Saône-kanaal (nu Kanaal tussen Champagne en Bourgogne genoemd) gereed.
In Lyon stroomt de Saône enkele kilometers lang op korte afstand van de Rhône. Op het punt waar de rivieren samenvloeien (La Confluence), vormen ze het zogenaamde 'presqu'île' (schiereiland).
Dit gebied had vroeger een bestemming als industrie-, haven- en groothandelszone. Maar de industrie en havenactiviteiten zijn verdwenen en nu wordt het gebied herontwikkeld als een stedelijke wijk.
De Somme is een rivier in de Noord-Franse regio Hauts-de-France. Het departement Somme is vernoemd naar deze rivier. De Somme ontspringt in Fonsomme (Bron van de Somme) en is slechts 245 km lang. De rivier mondt uit in de Baai van de Somme nabij Abbeville.
De Somme heeft ook een historische betekenis. De rivier werd gezien als een natuurlijke grens tussen het Franse rijk en Vlaanderen. Ten noorden van de rivier is de Vlaamse invloed nog merkbaar in de (inmiddels verfranste) namen van steden en dorpen en in de architectuur.
In 1066 vertrok Willem de Veroveraar met een invasievloot vol Normandische strijders vanuit de monding van de rivier naar Engeland. Na de slag bij Hastings veroverden de Normandiërs grote delen van Engeland.
In de 18e eeuw werd de Somme voor een belangrijk deel gekanaliseerd. Dit kanaal werd uiteindelijk 120 km lang, soms naast de rivier, soms was de rivier zelf het kanaal.
Naast de rivier waren in de vallei grote moerasachtige gebieden. Talrijke, zogenaamde drijvende, eilanden in deze moerassen werden gecultiveerd tot land- en tuinbouwgebied. Ze zijn nu bekend onder namen als de Hardines van Péronne en de Hortillonnages bij Amiens.
Péronne is ook bekend van de Slag aan de Somme in 1916 tijdens de 1e Wereldoorlog . Bij deze slag kwamen meer dan een miljoen mensen om het leven. Een museum in Péronne herinnert aan deze veldslag.
De Tarn is een rivier in het zuiden van Frankrijk. Het departement Tarn werd naar deze rivier vernoemd. De rivier ontspringt op het hoogplateau van Mont Lozère in de Cevennen op een hoogte van circa 1600 m. De rivier heeft slechts een lengte van 380 km, stroomt door de plaatsen Albi en Montauban en mondt uit in de Garonne bij het stadje Moissac.
Omdat de bodem van de hooggelegen vlaktes uit zacht kalksteen bestaat, kan de rivier talrijke, diepe, inkepingen in het landschap slijpen. Deze, soms honderden meters diepe kloven, de Gorges du Tarn, bieden vaak spectaculaire uitzichten. Het gedeelte tussen Saint-Enimie en La Rozier is wel het mooiste deel van deze Gorges.
In het zachte kalksteen bevinden zich ook grotten, die duizenden jaren geleden al bewoond werden. Beroemd zijn de grotten van Aven Armand en Dargilan.
Het dal van de Tarn bij Millau was lange tijd een knelpunt in de verkeersroute van Parijs naar Zuid-Frankrijk, omdat de Tarn alleen kon worden gepasseerd via de smalle brug in het centrum van Millau. Het passeren van deze brug kostte in de zomer soms wel twee uur.
In 2004 werd het spectaculaire Viaduct van Millau geopend. Dit viaduct is de hoogste brug ter wereld. De brug rust op 7 pijlers, waarvan de grootste 336 m hoog is. De brug is bijna 2,5 km lang. Het brugdek ligt 270 m boven de Tarn. Bouwer was de firma Eiffage, die destijds ook de Eiffeltoren bouwde.
Op de plaats van het huidige Mâcon werd al in de 2e eeuw voor Christus door de Kelten een nederzetting met rivierhaven op de rechteroever van de Saône gesticht. Julius Caesar vermeldde deze plaats, Matisco, in zijn verslagen.
In de Middeleeuwen was Mâcon de hoofdstad van een graafschap onder het gezag van de hertog van Bourgogne. Mâcon lag op een kruispunt van handelswegen met een brug over de Saône, die toegang gaf naar Savoie in het oosten. Westelijk en noordelijke lagen de hellingen van de Beaujolais en de vlakten langs de Loire en naar het zuiden lag de route naar de Rhône.
Door deze ligging werd Mâcon in de Middeleeuwen een welvarende stad. Tussen 843 en 1600 lag Mâcon op de grens tussen het koninkrijk Frankrijk en het Duitse Heilige Roomse Rijk. In 1317 gaf de koninklijke gezant stadsrechten aan de inwoners, waardoor een onafhankelijk lokaal bestuur kon ontstaan. Dertig jaar later verwierf Mâcon autonomie in ruil voor de steun aan koning Filip VI. In 1477, na de dood van Karel de Stoute, bevestigde Lodewijk XI nogmaals de privileges van de stad en van de graaf van Mâcon.
In 1790 werd Mâcon in 1790 uitgeroepen tot hoofdstad van Saône-et-Loire.
Belangrijke monumenten in Mâcon zijn de brug Pont Saint-Laurent, een stenen brug die dateert uit de 11e eeuw, en het Maison de Bois, een houten vakwerkhuis uit de renaissance. Het is gebouwd tussen 1490 en 1510 en daarmee is het Maison de Bois het oudste gebouw van Mâcon. Bijzonder is het houtsnijwerk dat op diverse plaatsen is aangebracht. Sommige beelden mogen, zeker voor de tijd dat het huis gebouwd werd, wat “ondeugend” worden genoemd.
Nancy is ontstaan in de 11e eeuw, en heeft een bewogen geschiedenis. Nancy is nu de hoofdstad van het departement Meurthe-et-Moselle in de regio Grand Est (Lotharingen) aan de grens met Duitsland. Nancy ligt aan de rivier de Meurthe.
In 880 ontstond het Hertogdom Lotharingen en tot 1542 behoorde dit gebied tot het (Duitse) Heilige Roomse Rijk.
In 1477 probeerde Karel de Stoute, de hertog van Bourgondië, Nancy en Lotharingen te veroveren. Dit lukte niet en bij het verdrag van Neurenberg van 1542 werd Lotharingen een zelfstandige regio.
Door de eeuwen heen werd er steeds oorlog gevoerd tussen Franse en Duitse heersers om het bezit van de regio’s Lotharingen en Elzas.
In 1733 werd, na een ingewikkelde gebiedsruil tussen het Franse en Duitse rijk, de afgezette Poolse koning, Stanislaus Leszczyński, hertog van Lotharingen. Na een lang en zeer welvarend bewind overleed Stanislaus in 1766 als de laatste hertog van Lotharingen.
Het Place Stanislas (106 bij 124 meter) werd in opdracht van hem aangelegd en in classicistische stijl uitgevoerd. In 1755 werd het plein feestelijk in gebruik genomen.
Volgens een afspraak met zijn schoonzoon, Lodewijk XV van Frankrijk, ging na zijn overlijden Lotharingen naar Frankrijk. Het werd een Franse provincie (met een speciaal statuut) tot aan de Franse Revolutie in1789.
In 1871, na de Frans-Duitse Oorlog bleef Nancy Frans, in tegenstelling tot de Elzas met steden als Straatsburg en Metz, die aan het keizerrijk Duitsland moesten worden overgedragen. Veel Fransen verhuisden naar Nancy, dat hierdoor een bloeiperiode meemaakte. In de 1e wereldoorlog had Nancy zwaar te lijden onder Duitse bombardementen. Pas na de 2e wereldoorlog eindigde de strijd om deze stad.
De Charente is een kleine rivier in het zuidwesten van Frankrijk. Zij ontspringt in Chéronnac ten oosten van de stad Angoulême. De Charente stroomt door deze stad en ook door Cognac en mondt bij Rochefort uit in de Atlantische Oceaan.
Twee departementen in de regio Nouvelle-Aquitaine zijn vernoemd naar de rivier: Charente en Charente-Maritime.
In de bovenloop heeft de rivier een groot verval: 185 meter over 127 km. Hier bevindt zich ook een stuwmeer: het meer van de Boven-Charente (Lac de Haute Charente). Dichter bij de kust wordt het verval kleiner en worden brede meanders gevormd.
Bij de monding splitst de rivier in verschillende takken.
Vlak bij de monding van de rivier in de Atlantische Oceaan bij Rochefort wordt de rivier overbrugd door de Pont Transbordeur, een zweefbrug. De brug werd na een bouwtijd van 27 maanden ingehuldigd op 29 juli 1900. Het grote getijdeverschil van de oceaan en de vrije doorvaart voor de grote zeezeilschepen op weg naar de haven van Rochefort leidde tot de keuze voor de bouw van dit type brug, ter vervanging van het bestaande pontveer.
De brug bestaat uit een groot portaal over de rivier. Aan het portaal hangt een gondel, die heen en weer gaat, om voertuigen en personen over te zetten. Destijds had de gondel een capaciteit van 9 wagens met dubbelspan en 50 personen of 200 personen voor een maximum gewicht van 26 ton. De overzet duurde 40 minuten.
De brug is inmiddels een beschermd monument, en na de restauratie in 1994 weer in werking gesteld. Het is de enige nog bestaande en werkende brug van dit type in Frankrijk. Maar ook in Middlesbrough en Newport (GB) en Bilbao (Spanje) zijn nog zweefbruggen in gebruik
Nevers ligt op de rechteroever van de Loire in het westelijke deel van Bourgogne. Bij Nevers stromen twee belangrijke zijrivieren in de Loire, de Nièvre en enkele kilometers naar het westen de Alliers. In de Romeinse tijd was hier al een nederzetting, want Julius Ceasar vestigde er een handelspost.
Nevers werd een belangrijk punt op de handelsroute voor zware transporten over de Loire.
In de 10e eeuw werd Nevers de hoofdstad van een hertogdom. Hertog Pierre de Courtenay liet in de 12e eeuw een stadsmuur aanleggen. De indrukwekkende verdedigingstoren Porte du Croux is nog een restant van het middeleeuwse bouwwerk. Het Hertogelijk Paleis dateert uit de vroege Renaissance en staat nu op monumentenlijst. Tegenwoordig is het paleis in gebruik als kantoor voor de VVV en als expositieruimte.
In 1565 trouwde Henriëtte van Nevers met Ludovico Gonzaga uit het Italiaanse huis Gonzaga. Hij haalde Italiaanse pottenbakkers naar de stad en legde daarmee de basis voor de aardewerk- en tegelindustrie. Dit aardewerk wordt nog steeds op kleine schaal gemaakt en staat bekend als Nevers Blauw (bleus de Nevers).
De Nivernais, de streek rond Nevers, was lang een zelfstandige Franse provincie. Aan het eind van de 19e eeuw kreeg Nevers een aansluiting op het spoorwegnet en ook een aftakking op het Kanaal langs de Loire.
Daarmee bleef Nevers belangrijk als handelsstad. Over dit kanaal werd in die tijd jaarlijks bijna een miljoen ton vracht vervoerd.
Nevers heeft een opvallende kathedraal, de Cathédrale de Saint-Cyr et Sainte-Julitte. De kathedraal heeft namelijk twee koren, een gotisch aan de oostzijde, het westelijke is romaans.
Charleville ligt aan de Maas in de Franse Ardennen op zo’n 70 km van de Belgische grens en is het noordelijke deel van de zogenaamde dubbelstad Charleville-Mézières.
Mézières, gelegen in een bocht van de Maas, was al in de Gallo-Romeinse tijd bekend als Maceriae. In de 11e eeuw komt de stad tot bloei, wanneer de Maas wordt gebruikt voor de handel met de noordelijke Nederlanden. Wijn, sterke dranken, graan en textiel worden naar het noorden vervoerd. Hout, leisteen, steenkool, gepekelde vis gaan naar het zuiden. De belastingen, die op de goederen geheven worden, zorgen voor welvaart in de stad.
Vanaf de 16e eeuw werd Mézières ook op militair gebied belangrijker en werden de al bestaande vestingwerken gemoderniseerd. Op de andere oever van de Maas, tegenover Mézières werd in 1606 Charleville als een nieuwe stad gesticht door de Franse hertog Charles de Gonzague. De nieuwe stad, vernoemd naar de hertog, werd ontworpen als een “ideale” stad met een rechthoekig stratenplan en met een centraal plein, het Place Ducale. De hertog stimuleerde de komst van nieuwe bewoners, handelaars en ambachtsliden.
Rond het Place Ducale werden statige classicistische herenhuizen gebouwd naar het voorbeeld van het Parijse Place des Vosges. De erfgenamen van de hertog hebben zijn stedenbouwkundige ideeën tot in de 19e eeuw gerespecteerd. Met de steun van de hertogen werd Charleville het nieuwe economische centrum van de Franse Ardennen.
In 1966 werd Charleville samengevoegd met de nabij gelegen stad Mézières en nog enkele dorpen tot de huidige
Lyon is een stad in het zuidoosten van Frankrijk, gelegen op de plaats waar de rivieren de Rhône en de Saône samenvloeien.
Lyon werd in 43 v.Chr. door de Romeinen gesticht onder de naam Lugdunum als hoofdstad van Gallië. Lyon was enkele eeuwen een regionaal centrum, totdat het Romeinse Rijk in verval kwam en ten onder ging. In 461 veroverden de Bourgondiërs de stad op de Romeinen en werd Lyon de hoofdstad van het koninkrijk der Bourgondiërs.
In de Renaissance beleefde de stad dankzij de zijdehandel met vooral Italië een bloeiperiode. Ook de bankensector deed het goed, Lyon werd zelfs de belangrijkste stad in Frankrijk op dit gebied. De Bourse (Handelsbeurs) werd gebouwd in 1749. In de negentiende eeuw ontwikkelde Lyon zich verder als industriestad en bleef het een centrum van de zijdehandel.
Gescheiden door de Saône liggen in de stad twee heuvels, Fourvière met de basiliek en La Croix-Rousse met heel wat werkmanshuizen, waar de zijde werd bewerkt.
In La Croix-Rousse bevinden zich de zogenaamde 'traboules', smalle doorgangen, die twee evenwijdig gelegen straten met elkaar verbinden. Die gangen, met vaak prachtige wenteltrappen en mooie galerijen, lopen via de binnenplaatsen van de woonblokken. De traboules behoren tot het architecturale erfgoed van de stad. Het historische deel van Lyon staat sinds 1998 op de werelderfgoedlijst van UNESCO.
Duinkerken ligt aan de Noordzee aan de grens met België. De Franse Westhoek (het gebied rond Duinkerken) was een van oudsher Nederlandstalig gebied in Frankrijk: er werden Vlaamse dialecten gesproken.
Duinkerken dankt zijn naam aan een kerk die in de 9e eeuw gebouwd werd in een vissersdorp. Graaf Boudewijn III van Vlaanderen liet rond 960 de eerste vestingmuren optrekken. In de 12e eeuw kreeg de plaats stadsrechten. De haven bloeide op door de handel tussen Vlaanderen en Engeland.
Het gebied rond Duinkerken was deel van de Spaanse Nederlanden onder keizer Karel V. De slag bij Nieuwpoort in 1600 was onderdeel van een veldtocht tegen de haven van Duinkerken. In 1646 lukten het de Fransen met hulp van de Nederlandse vloot de stad te bezetten. In 1652 kwam de stad opnieuw in Spaanse handen. Op 25 juni 1658 gaf de stad zich over aan de Fransen, maar Lodewijk XIV droeg diezelfde dag het bestuur van Duinkerken over aan de Engelsen. Nog steeds wordt eraan herinnerd dat Duinkerken op één dag 's morgens Spaans, 's middags Frans en 's avonds Engels was.
In 1662 kocht Frankrijk de havenstad weer terug van Engeland en op 28 november van dat jaar werd de stad definitief Frans. Duinkerken werd daarna een belangrijke oorlogshaven.
In de Eerste Wereldoorlog lag Duinkerken op nog geen dertig kilometer van het front. De stad speelde een belangrijke rol in de bevoorrading van de geallieerde troepen en werd meermalen gebombardeerd vanuit Duitse zeppelins.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog was de stad vooral bekend van de evacuatie van het Britse leger in 1940 via Duinkerken. De stad werd daarbij grotendeels verwoest, en daarna door de Duitsers tot een vesting omgebouwd. Bij de bevrijding van Frankrijk in 1944 bleef de Festung Dünkirchen in Duitse handen, omgeven door ondergelopen polders. Pas op 9 mei 1945 gaf het Duitse garnizoen zich over.
Weinig mensen kennen in Achtse Barrier de Arcachonhof. Het is een klein hofje nabij het Biarritzplein.
Arcachon zelf was eeuwenlang een klein vissersstadje ten westen van Bordeaux aan een inham (Baai van Arcachon) in de kust van de Atlantische Oceaan. In de jaren 1940-1950 was Arcachon nog een van de belangrijkste Franse vissershavens voor de vangst van sardines en makreel.
De Baai van Arcachon staat tegenwoordig bekend om de oesterteelt. Rond de baai liggen een aantal nog authentieke oesterdorpjes met de typische schuurtjes waar de oesterkwekers hun spullen bewaren. De oesterteelt is afhankelijk van de getijden, want bij eb vallen de haventjes droog.
Aan het einde van de negentiende eeuw werd er een spoorlijn aangelegd tussen Arcachon en de grote stad Bordeaux. Rond deze tijd werd het baden in zee aanbevolen, omdat dit goed zou zijn tegen allerlei ziekten. Zo zou de frisse zeelucht een positief effect hebben op het herstel van tuberculosepatiënten. Enkele bankiers uit Bordeaux lieten hier grote villa’s bouwen.
In de woonwijk Ville Hiver zijn nog veel van deze villa’s, gebouwd in de Art Nouveau stijl, te bewonderen.
Ook werd er een casino gebouwd, alsmede verschillende winkels en diverse uitgaansgelegenheden. Het duurde dan ook niet lang voordat het vissersstadje uitgroeide tot een belangrijke badplaats aan de Atlantische kust van Frankrijk.
Tot aan 1950 kwamen tuberculose-patiënten nog naar Arcachon voor behandelingen met gezonde zeelucht.
In de Baai van Arcachon liggen het natuurreservaat van de zandbank van Arguin en het vogelreservaat van Le Teich. Nog een mooie toeristische attractie is het Dune de Pilat, met 107 meter de hoogste duintop van Europa.
Een grote bosbrand in juli 2022 heeft echter in het achterland honderden hectares bos verwoest.
Honfleur ligt in Normandië, op de zuidelijke oever van de Seine tegenover de havenstad Le Havre. De Seine mondt hier uit in het Kanaal. Honfleur wordt in 1027 voor het eerst genoemd in een officieel document door Richard III, hertog van Normandië. Honfleur was in de 12de eeuw een belangrijke doorvoerhaven, voor de handel van goederen uit Frankrijk met bestemming Engeland.
Door zijn ligging aan de monding van de Seine werd Honfleur een strategische belangrijke haven voor de verdediging van de Seinemonding. Het was een toegangspoort tot Frankrijk en de kortste (water)weg naar Parijs. Honfleur werd gedurende de 14de en de 15de eeuw verschillende keren bezet door de Engelsen, om daarna weer bevrijd te worden door Franse troepen.
Tot in de 18de eeuw groeide Honfleur gestaag verder. Alle activiteiten stonden in het teken van de scheepsbouw, de maritieme handel en verre expedities en grote ontdekkingsreizen. Zo werden vanuit Honfleur “Brazilië” en “Canada” ontdekt, waarbij onder andere in 1608 Quebec werd gesticht. Honfleur werd nu een belangrijke haven voor de handel met de overzeese koloniën.
In 1684 werd het open haventje omgebouwd tot een met sluisdeuren afgesloten dok, waarin het water ook bij laag tij bleef staan. Dit "oude dok" (Vieux Bassin) is nu het toeristische centrum van Honfleur .
De schilderachtige haven wordt gekenmerkt door huizen met voorgevels die zijn bedekt met leien. De Sainte-Catherinekerk in Honfleur is de grootste houten kerk in Frankrijk, gebouwd met hulp van scheepstimmerlui. Het dak lijkt op een omgekeerde houten romp van een schip. De klokkentoren staat los van de kerk.
In tegenstelling tot Le Havre, aan de overkant van de Seine, ontkwam Honfleur tijdens de Tweede Wereldoorlog voor een groot deel aan het oorlogsgeweld en bombardementen.
Rijsel (in het Frans: Lille) is een stad in Noord-Frankrijk nabij de grens met België aan de rivier de Deule. Het is de hoofdstad van Frans-Vlaanderen, van het Noorderdepartement, en van de regio Hauts-de-France. De stad is gesticht onder de Latijnse naam Ad Insulam, die letterlijk "op of bij het eiland" betekent. Rijsel lag in de vroege middeleeuwen nog op de taalgrens van de Germaanse en Romaanse talen.
In het Oudfrans werd Ad Insulam vertaald als à l’isle en in het Middelnederlands als ter ijs(s)el. In het huidige Frans à Lille en in modern Nederlands te Rijsel. Beide namen zijn ongeveer even oud. Voor veel Nederlanders is Rijsel een onbekende naam. In Nederland wordt Rijsel soms nog met dubbele s geschreven: Rijssel, zoals in de Achtse Barrier : Rijssellaan.
In de 15e eeuw behoorde het gebied tot Vlaanderen. Door het huwelijk van Margaretha van Vlaanderen en Filips de Stoute wordt het een deel van Bourgondië. Van 1500 tot 1667) maakt Rijsel deel uit van de Spaanse Nederlanden. De Franse koning Lodewijk XIV verovert in 1667 de stad na een beleg van enkele dagen. Er wordt nog vaker om de stad gevochten, ook door Hollanders. Bij het Verdrag van Utrecht (1713) wordt de stad definitief Frans. Rijsel heet nu Lille.
Lille/Rijsel is van oudsher een kruispunt geweest van autowegen, waterlopen en spoorwegen, waardoor de stad zich als een belangrijk economisch centrum kon ontwikkelen. In de 18e en 19e eeuw werd de textielindustrie belangrijk. Na 1850 groeit de stad door de sterke industrialisatie, waarbij de bevolking meer dan verdubbelt.
Lille is nu de tiende stad van Frankrijk en de vierde agglomeratie van het land. In veel gebouwen is de geschiedenis met Vlaamse, Franse en ook wat Engelse invloeden nog af te lezen. Het zakendistrict Euralille, gebouwd rond het Station Lille-Europe, met moderne gebouwen en shopping-mall is een bezienswaardigheid en een populaire attractie. In 2004 werd Lille Europese Culturele Hoofdstad en is sindsdien de “Stad van Kunst en Geschiedenis”.
De Creuse is een rivier in Midden-Frankrijk. Ze ontspringt op 932 meter hoogte op het plateau van Millevaches en mondt uit in de Vienne, de belangrijkste zijrivier van de Loire. De Creuse loopt door drie departementen. De Creuse is ook een departement, vernoemd naar de gelijknamige rivier, die van zuidoost naar noordwest door dit departement stroomt.
In het departement zijn sporen van bewoning uit het stenen tijdperk te vinden. Dolmen (hunnebedden) en menhirs trekken de aandacht. Rond 50 v. Chr. komen de Romeinen. Na 275 volgden invasies van Germanen. In de 5e eeuw stond de streek onder heerschappij van de Visigoten. In 507 verdreef een Frankisch leger onder leiding van koning Clovis I de Visigoten. Na de dood van Clovis volgde een groot aantal wisselingen van de macht. In 714 kwamen zelfs de Moren vanuit Spanje tot in de Creuse. Hun opmars naar Noord-Europa kwam tot staan door de slag bij Poitiers waar Karel Martel hen in 732 versloeg. Daarna brak het Karolingische tijdperk onder Karel de Grote aan.
Een bekende plaats in het departement is Aubusson, beroemd om zijn wandtapijten. Kennis en techniek zijn waarschijnlijk in de 14e eeuw vanuit Vlaanderen hierheen gebracht. In de 16e en 17e eeuw bereikte de wandtapijtfabricatie zijn hoogtepunt. In 2009 werd de productie van het Aubussontapijt op de lijst van immaterieel cultureel erfgoed van de UNESCO geplaatst.
De Creuse is toch vooral een plattelandsgebied. Armoede in de 18e en 19e eeuw veroorzaakte een uittocht uit de Creuse. Veel mensen trokken naar de grote steden, met name naar Parijs. Landbouw blijft nog steeds de belangrijkste bedrijfstak, maar biedt weinig werkgelegenheid. De laatste jaren probeert de Franse overheid de economie in deze regio te stimuleren door nieuwe infrastructuur, subsidies en bevordering van het toerisme. In het Parc Naturel Régional Millevaches en Limousin ligt een mooi stuwmeer, het Lac de Vassivière.
Het meer wordt omringd door groene bossen en uitgestrekte heuvels en bergen.
Straatsburg (Frans: Strasbourg, Duits: Straßburg) is de hoofdstad van de Elzas en van de regio Grand Est in het noordoosten van Frankrijk. De stad ligt aan de Rijn met aan de overkant Duitsland.
Al voor de Romeinse tijd bestond er een dorp aan de rivier bij een makkelijke oversteekplaats. De Romeinen stichtten in 12 v.Chr. hier een militair kamp aan de Rijn, die toen de grens van het Romeinse Rijk vormde. Het kamp groeide uit tot een belangrijke havenstad aan de Rijn. In de 5e eeuw ontstond een stad met de naam Strateburgum (vesting aan de straat).
Straatsburg is meerdere malen van heerser verwisseld. In 496 werd de stad bij het Frankische Rijk ingelijfd. In 870 werd het Oost-Frankisch en onderdeel van het hertogdom Zwaben, en daardoor van het latere (Duitse) Heilige Roomse Rijk.
In 982 werd Straatsburg een zelfstandige Bisschopsstad. De burgers van Straatsburg namen in 1262 het bestuur over van de bisschoppen en dat gaf de stad de status van vrije rijksstad onder gezag van de Duitse keizer.
Bij de Vrede van Rijswijk in 1697 werd Straatsburg bij Frankrijk ingelijfd. Duits bleef nog lang de voertaal, maar na de Franse Revolutie van 1789 werd Straatburg echt Frans. Tussen 1870 en 1918 was Duitsland weer de baas, evenals tijdens de Tweede Wereldoorlog. Na 1945 is de stad weer Frans.
Na de Tweede Wereldoorlog zette burgemeester Pierre Pflimlin zich in voor de verzoening met Duitsland en werd Straatsburg een symbool van de vriendschapsbanden tussen de twee landen en de Europese samenwerking. Straatsburg is nu vooral bekend omdat de zetel van de Raad van Europa en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens er zijn gevestigd. Samen met Brussel is het ook de zetel van het Europees Parlement.
Bordeaux is de hoofdstad van het departement Gironde, van de voormalige regio Aquitanië en van de nieuwe, grotere regio Nouvelle-Aquitaine in het zuidwesten van Frankrijk.
In de 3e eeuw v.Chr. werd aan de Garonne, in een moerassig gebied de stad Burdigala gesticht. Er was toen al handel in tin uit Bretagne. In 56 v.Chr. kwamen de Romeinen. De stad werd de hoofdstad van de Romeinse regio Aquitanië. Zij bouwden er aquaducten, tempels, een amfitheater en een bestuursgebouw. Ten noorden van de stad, in de huidige Médoc, werden de eerste wijnstokken geplant, het begin van de latere wereldberoemde wijnstreek Bordeaux.
In 1154 kwam de stad door het huwelijk van Eleonora van Aquitanië (voormalig echtgenote van Lodewijk VII van Frankrijk) met Hendrik II van Engeland in Engels bezit. Dat zou drie eeuwen blijven. Vooral in de 13e eeuw bloeide de stad door de wijnhandel met Engeland. Door de afstand tot het gezag in Londen genoten de stad en de regio een grote mate van autonomie.
Na de Honderdjarige Oorlog kwam het gebied in Frans bezit. Koning Karel VII onderdrukte de stad, die behoorlijk Engelsgezind was gebleven. Hij bouwde er twee forten om de stad onder de duim te houden. Het was het einde van de handel met Engeland.
Pas in 1653 kwam Bordeaux onder het centrale gezag in Parijs. Als onderdeel van het koninkrijk Frankrijk werd de haven van Bordeaux weer opengesteld voor de handel. De haven werd zelfs de belangrijkste van Frankrijk.
Er werd natuurlijk gehandeld in wijn, maar de meeste inkomsten kwamen echter uit de slavenhandel.
Aan het eind van de 19e eeuw werd Bordeaux een industriestad met veel havenloodsen langs de rivier. Vanaf 1990 is er een grote herstructurering van de kaden gaande. De kade langs de Garonne vormt nu een bruisende uitgaansbuurt.
Amiens is de hoofdstad van het departement Somme en van de voormalige regio Picardië in Noord-Frankrijk. De stad ligt circa 120 km ten noorden van Parijs.
Al voor de Romeinse tijd was hier een nederzetting met de naam Samarobriva (brug over de Somme). De Romeinen noemden de plaats Civitas Ambianensium, naar de bevolking die er destijds woonde: de Ambiani. Hieruit ontstond uiteindelijk de huidige naam Amiens.
Amiens ligt aan de rivier de Somme. Het gebied was vroeger erg moerasachtig. Een deel werd met kanaaltjes droog en bewoonbaar gemaakt, zoals in de wijk Saint-Leu nog is te zien. Buiten de stad liggen de Hortillonnages, “de tuinen” Het is een (volks)tuingebied van ruim 300 hectare, doorsneden met kanaaltjes. De meeste tuinen zijn alleen per boot bereikbaar. De tuinproducten worden op de weekmarkt verkocht.
In Amiens staat een van de belangrijkste kathedralen van Frankrijk, de Notre-Dame. Deze kathedraal uit de 13e eeuw is sinds 1981 opgenomen in de Werelderfgoedlijst van de UNESCO. Het is een van de grootste gotische kathedralen van Europa. De kathedraal is 145 meter lang en 70 meter breed. De hoogste toren is ruim 110 meter hoog.
In de Tweede Wereldoorlog werd een groot deel van de binnenstad verwoest. Onder leiding van architect Auguste Perret vond de wederopbouw plaats. Deze architect ontwierp ook een woontoren. De ”tour Perret” was lange tijd de hoogste wolkenkrabber van West-Europa.
Finistère dankt zijn naam aan de geografische ligging: letterlijk betekent Finistère: fin des terres, ofwel: het einde van het land. Er zijn overigens meer landen met zo’n bijzonder plek. Engeland heeft zo het bekende Land’s End en in Noordwest-Spanje ligt ook een Finisterre, in het meest westelijke puntje van Spanje.
Vanaf 500 voor Chr. werd Finistère bewoond door Keltische volken. De Romeinen veroverden het gebied in 57 voor Chr. en bleven hier ruim 400 jaar. Vanuit Engeland en Wales kwamen daarna grote aantallen verwante Kelten, Britten genaamd, naar Finistère. Zij noemden het gebied ‘Klein-Brittannië’ of kortweg Bretagne
Finistère is het meest westelijke departement van Bretagne. Finistère heeft 795 km kust, met woeste rotsen en daar tussen grotere en kleiner zandstranden. Voor de kust liggen tientallen eilandjes en rotsen. Het grootste, bewoonde eiland Île d’Ouessant is het meest westelijke deel van Frankrijk en ligt op ruim een uur varen vanuit het haventje van Le Conquet.
Aan de rotsachtige kusten met de sterke zeestromingen van de Atlantische Oceaan en het Kanaal staan tientallen vuurtorens. Van deze vuurtorens zijn een aantal als monument geklasseerd. Op het eiland Île d’Ouessant is zelfs een Vuurtorenmuseum.
Montauban ligt in het departement Tarn-et-Garonne, in de regio Midi-Pyrenees. De stad ligt aan de rechteroever van de rivier Tarn.
De stad werd gesticht in het jaar 1144 en is een van de oudste vestingsteden van Zuid-Frankrijk. In 1560 kozen de inwoners van Montauban ervoor om voortaan het Protestantisme aan te hangen. De stad groeide uit tot een bolwerk voor Hugenoten, en vormde een kleine onafhankelijke republiek. De stad heeft zwaar geleden onder de verschillende kruistochten en de Inquisitie, die hier opvolgden. De stad werd 86 dagen belegerd door de Franse koning Louis XIII, maar wist stand te houden. Pas in 1629 kwam de stad onder het centrale Franse bestuur.
In het huidige Montauban is de geschiedenis nog steeds te voelen. Zo zijn er meerdere bezienswaardigheden uit de middeleeuwen, zoals bijvoorbeeld de Pont Vieux. Het centrum van de stad is het plein Place Nationale. Hier omheen is de stad gebouw in een dambordpatroon. Het plein wordt omgeven door galerijen met dubbele bogen. De gebouwen zijn voor het grootste deel gebouwd met de rode bakstenen die kenmerkend zijn voor de Tarnstreek. Het heeft de stad de bijnaam gegeven van de “roze van de roze steden”.
Champagne-Ardenne is een noordelijke regio in Frankrijk, onderdeel van de regio Grand Est. De streek grenst aan België. Belangrijke plaatsen in Champagne zijn Reims, Epernay en Troyes.
Troyes is de historische hoofdstad van de Champagne. In de binnenstad zijn nog middeleeuwse vakwerkhuizen te bewonderen. Reims heeft een indrukwekkende kathedraal terwijl Epernay bekend staat als champagnehoofdstad.
Champagne is het noordelijkste wijngebied in Frankrijk. De mousserende wijnen mogen als enige ter wereld de naam “champagne” dragen. Er worden ook niet-mousserende witte en rode wijnen geproduceerd onder de naam Coteaux Champenois. De wijnstreek bestaat uit twee regio’s. In het noorden rondom de steden Reims, Epernay en Châlons-en-Champagne en een regio ten zuiden van Châlons. Vanwege de grote wereldwijde vraag naar champagne is in 2008 besloten de officiele champagnestreek met 2.500 ha uit te breiden. Champagne wordt gemaakt van een beperkt aantal druivenrassen. De belangrijkste zijn de pinot noir, de pinot meunier en de chardonay. De meeste champagnes zijn een blend of “assemblage” van deze drie druivenrassen.
De Provence ligt in het zuidoosten van Frankrijk. De Provence ligt tussen de Middellandse Zee, het Rhȏnedal en Italië. Grote steden in de Provence zijn Marseille, Nice, Avignon en Aix-en-Provence.
De naam Provence stamt af van het Romeinse Provincia Romana.
De Middellandse Zeekust en met name de Cȏte d’Azur is een belangrijke toeristische streek met mondaine badplaatsen als St-Tropez, Cannes, Antibes en Juan-les-Pins
Landschappelijk kent de Provence grote verschillen. Er zijn de stranden en het moerasgebied van de Camrgue met een keur aan vogels, waaronder flamingo’s. Meer het binnenland in wordt het heuvelachtig en soms bergachtig. Een bekende berg is de Mont Ventoux. In het noorden van de Provence ligt het Grand Canyon du Verdon, een door de rivier uitgesleten kloof die wel 25 km lang is en soms wel 700 m diep is.
De Provence staat ook bekend als grote producent van roséwijnen. Al 600 jaar voor Chr. plantten de Grieken wijnranken in de streken rond Marseille. Ook bekend zijn de Provençaalse kruiden. De basis is altijd tijm, rozemarijn, marjolein en bonenkruid, vaak worden nog andere kruiden toegevoegd als oregano, basilicum, dragon. Nog een belangrijk product uit de Provence is de lavendel, bekend van olie en parfums.
Nantes was door de ligging aan de monding van de Loire al in de Romeinse tijd een handelsstad. Vanaf het einde van de 14e eeuw werd Nantes een steeds belangrijker havenstad voor de handel met Spanje, Engeland, de Scandinavische landen en Holland (o.a. export Loire-wijnen).
In de Middeleeuwen werd de stad nauw betrokken bij de strijd om de heerschappij over Bretagne tussen de graven van Nantes en die van de concurrerende stad Rennes . Uiteindelijk werd Nantes de hoofdstad van Bretagne. Het Kasteel van de Hertogen van Bretagne dateert uit die tijd
Vanaf de 16e eeuw vestigden zich Hollandse handelaren op de noordelijke Loire-oever. Met de Handelsbeurs ontstond hier het economisch centrum van Nantes rond Place de la Petite-Hollande.
Tegenover Place de la Petite-Hollande ligt het Ile de Nantes, een groot eiland in de Loire. Hier bevonden zich vroeger scheepswerven, smederijen en zeepfabrieken. De havenactiviteiten zijn in de loop van de jaren verplaatst naar St.-Nazaire aan de Atlantische Oceaan. Momenteel verandert het eiland van haven-industriegebied in een dynamische wijk met cultuur, creatieve industrie, recreatie en wonen. Het kunstwerk Les Anneaux (De Ringen) van de Franse kunstenaar Daniel Buren verbindt de nieuwe wijk met de oude stad.
Cahors is de hoofdstad van het departement Lot in het zuiden van Frankrijk. De stad ligt in een bocht van de rivier de Lot en is aan drie zijden omgeven door water. De ligging van Cahors is uniek: de stad ligt op een gelijke afstand van de Atlantische Oceaan, de Middellandse Zee en de Pyreneeën.
Cahors was reeds bewoond in de Romeinse tijd. In 574 werd de stad door de Vandalen verwoest. Later is er weer een verdedigingsmuur gebouwd, maar de stad is daarna in de loop van de eeuwen nog meermaals inzet van conflicten geweest. In 1345 werd de verdedigingsmuur afgemaakt.
Cahors werd een handelsstad met een aantal bankiershuizen.
Eind 12e eeuw werd de Pont Vieux gebouwd, die met zijn vijf verdedigingstorens de noord-zuidroute bewaakte. Eind 13e eeuw werd aan de oostkant van de stad de Pont Neuf gebouwd. In het westen werd in de 14e eeuw de Pont Valentré, een burchtbrug, gebouwd. Deze brug is nog steeds in volle glorie te bewonderen, met zijn zes bogen en drie versterkte torens (gerestaureerd in de 19e eeuw).
De historische binnenstad van Cahors is voor een groot deel bewaard gebleven met smalle straatjes en onderdoorgangen. Hier bevinden zich o.a. twee hôtels (herenhuizen) van voor 1400 die er nog heel middeleeuws uitzien.
Bourgogne ligt in het oosten van Frankrijk. Het is een streek met zacht glooiende heuvels , bossen en wijngaarden.
Dijon is de hoofdstad van de regio Bourgogne-Franche-Compté, en tevens de grootste stad van het departement Cȏte-d’Or. Dijon kende haar glorietijd als hoofdstad van de hertogen van Bourgondië (rond 1400). Naast Dijon is Beaune een belangrijke plaats in Bourgogne.
Hier staat het Hospices de Beaune, een ziekenhuis uit 1443, met een prachtig, veelkleurig dak van geglazuurde dakpannen.
De Bourgogne staat bekend om de wereldberoemde wijngaarden, met druivensoorten als pinot noir (rood) en chardonay (wit). Bekende wijnen uit de Bourgogne zijn Beaujolais en Chablis. De wijgaarden beslaan een oppervlak van ongeveer 28.530 ha .
Al in de Middeleeuwen groef men kanalen om de landbouwproducten, waaronder dus ook de wijnen, naar de Franse hoofdstad Parijs te vervoeren. Tegenwoordig zijn de kanalen vooral van toeristisch belang. De Tour de Bourgogne is een fietsroute, die bestaat uit een netwerk van ruim 800 km aan autovrije "voies vertes", groene wegen. Deze voeren o.a. langs het Bourgogne-kanaal, het Nivernais-kanaal en het Centrum-kanaal en ook over tracés van oude spoorlijnen.
Orléans is een stad aan de Loire en ligt 130 km ten zuiden van Parijs.
Op de plaats van Orléans lag de Gallische stad Cenabum. Deze stad werd in 52 v.Chr. door de Romeinen onder Julius Caesar veroverd en verwoest. De Romeinse keizer Aurelianus stichtte later op de ruïnes een nieuwe stad, Orléans.
In de Honderdjarige Oorlog (een reeks oorlogen tussen 1337 en 1453) vochten Franse en Engelse vorsten om de macht. Van 1428 tot 1429 werd Orléans belegerd door de Engelsen. Op 8 mei 1429 werd Orléans bevrijd onder leiding van Jeanne d’Arc.
Orléans is een bisschopsstad met een indrukwekkende kathedraal, de Cathédrale Sainte-Croix uit 1278. Zij bevindt zich aan de oostzijde van de Place du Martroi en werd gebouwd op de plaats van een oudere kerk uit de 10e eeuw. Op de Place du Martroi in het centrum van de oude stad staat sinds 1855 een ruiterstandbeeld van Jeanne d’Arc.
Nabij de Place du Martroi bevindt zich de Cathédrale Sainte-Croix uit 1278. De indrukwekkende kathedraal werd gebouwd op de plaats van een oudere kerk uit de 10e eeuw.
De Loire is met een lengte van 1012 km de langste rivier van Frankrijk.
De Loire ontspringt in de Ardèche in het Centraal Massief, op een hoogte van 1400 meter boven de zeespiegel, aan de voet van de Mont Gerbier de Jonc. Het stroomgebied van de Loire beslaat een vijfde deel van Frankrijk met een oppervlakte van 117.000 km². Het is een “regenrivier”, waardoor de waterstanden snel kunnen veranderen. In de zomer staat de Loire soms bijna droog. Om scheepvaart op de Loire mogelijk te maken, is er naast het Canal lateral à la Loire (het kanaal langs de Loire) gegraven.
De Loire loopt door twaalf departementen, in vijf regio's. De rivier stroomt eerst naar het noorden door plaatsen als Le Puy-en-Velay, Digoin en Nevers. Bij Orléans buigt de Loire naar het westen en stroomt door de steden Tours, Saumur en Nantes. De UNESCO heeft het Loiredal tussen Sully-sur-Loire en Chalonnes-sur-Loire tot Werelderfgoed verklaard vanwege de vele kastelen die daar te vinden zijn. De kastelen van Chambord, Blois, Chenonceaux, Amboise, Villandry en Azay-le-Rideau
zijn de grootste en bekendste, maar er zijn nog tientallen kleinere kastelen en landhuizen in deze streek.
Bij St. Nazaire mondt de Loire uit in de Atlantische Oceaan.
De getijdenwerking gaat tot 60 kilometer landinwaarts.
Béziers is een stad in het zuiden van Frankrijk, in de Languedoc nabij de Middellandse Zee. Béziers ligt aan het Canal du Midi, het kanaal dat de Middellandse Zee, via Toulouse en Bordeaux, met de Atlantische Oceaan verbindt.
Al van voor de Romeinse tijd bestond Béziers als de nederzetting Betteris. De stad kreeg van de Romeinen de naam Iulia Baeterrae. Uit die tijd resten nog ruïnes van een Romeinse arena. Béziers is historisch vooral bekend om het Bloedbad van Béziers op 22 juli 1209 tijdens de eerste Kruistocht. Op die dag konden de kruisvaarders onder leiding van Simon van Montfort onverwachts de stad innemen. Op de vraag hoe men de ongelovigen kon onderscheiden van de katholieken, antwoordde de pauselijke gezant Arnaud Amaury : "Dood hen allen, God zal de zijnen herkennen”. Daarop werden 20.000 mannen, vrouwen en kinderen gedood en de stad platgebrand.
In 1229 werd Béziers een kroondomein in het Franse Rijk.
Boven op een heuvel boven de rivier de Orb domineert de basiliek Saint-Nazaire het stadsbeeld. Het kerkgebouw dateert uit de 13e en 14e eeuw en is gebouwd als een versterkte kathedraal. Ander bijzondere kerken zijn de Saint-Jacques, met een romaanse apsis uit de 12e eeuw, en de Saint-Aphrodise, met een romaans schip en een gotisch koor.
Béziers heeft ongeveer 70.000 inwoners en leeft vooral van toerisme en wijnproductie.
De Metzlaan ligt in de noordrand van de Achtse Barrier.
De stad Metz, in het noordwesten van Frankrijk, was in de Romeinse tijd al een belangrijke stad met de welluidende naam Divodorum Mediomatricorum. Metz was toen groter dan het toenmalige Parijs.
Metz was in de Frankische tijd nog steeds een belangrijke stad. In het begin van de Middeleeuwen werd het als stadsstaat onderdeel van het Duitse Heilige Roomse Rijk tot het in 1552 weer bij het Franse Rijk werd gevoegd. Daarna weer Duits na de oorlog van 1870. Na de Eerste Wereldoorlog opnieuw Frans en tijdens de Tweede Wereldoorlog weer Duits. Sinds 1945 is Metz weer een Franse stad.
Aan de architectuur van de gebouwen in de stad is nog steeds het wisselend Franse en Duitse bestuur te zien. Zo zijn het postkantoor (1908) en het station (1911) van Duitse makelij.
In Metz staat de oudste kerk van Frankrijk, de de Saint-Pierre-aux-Nonnainskerk (370-400).
In 2010 werd in Metz, als economische stimulans voor de stad, een dependance van het Parijse museum Centre Georges Pompidou geopend, het Centre Pompidou-Metz.
Het ontwerp van het museum is van de Japanse architect Shigeru Ban.
Normandië is een provincie in het noordwesten van Frankrijk en bestaat uit Haute-Normandie aan de benedenloop van de Seine en het westelijker gelegen Basse-Normandie. De Pont de Normandie overspant de Seine bij Le Havre en verbindt de twee delen.
Normandië (het land van de Noordmannen) ontleent zijn naam aan de Noormannen of Vikingen. De Noormannen trokken vanaf ongeveer 800 met overvallen en plundertochten langs de kusten van Europa. Ook het toenmalige Frankische Rijk werd het slachtoffer en de Kanaalkust werd zelfs gekoloniseerd door de Noormannen. De Noormannen vermengden zich met de bevolking en binnen een paar generaties spraken hun nakomelingen, Normandiërs genaamd, alleen nog Normandisch, wat in essentie een Romaans dialect is. Ook Willem de Veroveraar, die in 1066 Engeland had veroverd, sprak Normandisch. Normandië en Engeland vormden toen één rijk. De oude Angelsaksische taal onderging de Normandische invloed. Zo ontstond ten slotte het moderne Engels. Maar niet alleen de taal werd beïnvloed, ook de bouwkunst aan weerszijden van het Kanaal vertonen grote overeenkomsten, zoals de bekende vakwerkhuizen.
In de Tweede Wereldoorlog speelde Normandië een hoofdrol vanwege de landing van de geallieerde troepen op D-Day (6 juni 1944). Op 12 september werd Le Havre bevrijd (Eindhoven op 18 september!).
Culinair staat Normandië bekend om zijn kazen als de camembert, de pont l'Évêque en de livarot. Van de appels uit de talloze boomgaarden maken ze dranken als calvados en cider.
Wanneer de (ver)bouwplannen voor Cantershoef en het winkelcentrum aan de Ardèchelaan doorgaan, dan lijkt de enige straat in Achtse Barrier te verdwijnen. En in één moeite ook huisnummer 2, het enige huisnummer in de Marnestraat, maar het huisadres van Cantershoef.
De Marnestraat is niet zo naams-bekend, maar iedereen weet de parkeerplaats achter Jan Linders te vinden. Vanaf de Marnestraat worden alle zaken bevoorraad, van Jan Linders tot en met China Inn.
De Marnestraat is vernoemd naar de Franse rivier de Marne, of het gelijknamige departement in het noorden van Frankrijk. De rivier de Marne ontspringt op het plateau van Langres, waar ook de bronnen van de Maas, de Seine en de Aube liggen. De Marne is met 514 km de langste zijrivier van de Seine en mondt erin uit, iets ten zuidoosten van Parijs.
Ongeveer een derde van het water dat in Parijs door de Seine stroomt, komt van de Marne.
Voor een groot deel stroomt de Marne door de Champagnestreek. Voor de wijnbouw daar is de Marne een belangrijke rivier. Van Épernay tot Parijs is de Marne bevaarbaar, daar is de rivier zelf breed genoeg of werd ze gekanaliseerd.
Voor de binnenscheepvaart vormt de Marne een belangrijke schakel. Naar het westen vaar je over de Marne en Seine naar Le Havre aan Het Kanaal. Naar het oosten is er via het Marne-Rijnkanaal een scheepvaartverbinding met de Rijn en verder via de Donau naar de Zwarte Zee.
En naar het zuiden verbindt het kanaal tussen Champagne en Bourgogne (vroeger Marne- Saȏnekanaal geheten) de Marne met de rivier de Saȏne, een zijrivier van de Rhȏne en via deze rivier met de Middellandse Zee.