Bericht

Paashaasmama’s en het Grote Vinden.

Geplaatst op 25 april 2025, 11:06 uur
Illustration
logo
Het Gascognehof

Ik sta op het pad langs de buurttuin van de Gascognehof. Pasen staat voor de deur, ’t is een uur of tien in de ochtend en de vroege voorjaarszon doet haar best. Heerlijk. Voor me lopen kinderen over de paadjes, op zoek naar paaseitjes die verstopt zijn door paashaasmama’s. Zoekende pretogen turen over de tuin, gluren onder de bladeren en ze roepen elkaar op fluistertoon, alsof ze een geheim delen. Kinderschoentjes kraken over het grind en het gegiechel gaat als een golfje door de buurttuin. Het Grote Vinden is begonnen.

En terwijl ik daar zo sta, komt er een ander beeld in mij op. Geen paaseitjes en geen buurttuin maar stoeptegels. De oude versleten soort, met scheuren van het rolschaatsen en knikkeren. De geur van soep, ergens uit de tuin van de buren. De schaduw van een boom in de straat. De stem van mijn moeder die roept dat het eten klaar is. En dat geruststellende gevoel: dat die stem jóu bedoelde.

Er was niets groots aan die tijd. Geen grote gebaren. Geen georganiseerde buurtprojecten. We liepen gewoon naar binnen bij elkaar, kinderen op straat waren onderdeel van het leven, vanzelfsprekend, bijna achteloos. Buren wisten van wie ik een kind was, hielden een oogje in het zeil. Niet uit plichtsgevoel, maar omdat dat was wat je deed. Samen leven. Zonder dat daar woorden aan gegeven werden. De buurt was haar eigen Google Maps van de jaren '60, maar dan met soep en zonder wifi.

En ik voel het ineens: dit is belangrijk. Niet omdat het groot of groots georganiseerd is. Maar juist omdat het klein is. Echt. Wezenlijk. De kinderen leggen paaseitjes in een mandje, die, als het mandje bijna vol is ongezien weer opnieuw verstopt worden door de paashaasmama’s. Ze hoeven niets te presteren. Geen punten te scoren of iets te bereiken. Ze mogen gewoon zijn, spelen, ontdekken. En wij, wij mogen toekijken. Aanmoedigen in ontdekzuchtigheid. En in stilte zeggen we dat het goed is.

De wereld die nu al vierentwintig uur per dag ongevraagd binnenkomt, waarin zij straks hun weg moeten vinden, zal zo anders zijn. De altijd-aan-wereld, vol drukdoenerigheid, scrol moeheid en vergelijkingsverdriet. Nu al, zo klein als ze nog zijn, met grote agenda’s die al lijken vol te stromen nog voor ze hun veters zelf kunnen strikken. En vragen over de grote zelftwijfel die ontegenzeglijk gaan komen… hoor ik erbij? Doe ik het goed? Waar moet ik naartoe?

Juist daarom geloof ik zo in het kleine. In dit soort momenten. Omdat ze ons iets laten zien dat we soms vergeten: dat nabijheid, aandacht en spel nog altijd helend zijn. Dat er kracht schuilt in gewoonheid. Zonder doel. Zonder najagen en buiten de prestatieparade.

En ik hoop, met alles in mij, dat deze kinderen dat gevoel meenemen. Niet de exacte herinnering aan hoeveel eitjes ze vonden. Maar dat andere. Het gevoel van gezien zijn, in jouw tuinvandebuurt, met vertrouwde mensen om je heen. Veilig en thuis in je buurt.

Misschien, ooit, als ze groot zijn, komt het ineens weer bij hen boven. Net als bij mij vandaag. En misschien, heel misschien, zijn ze later zelf een paashaasmama of- papa en geven ze het dan ook weer door. Dat zou mooi zijn.

April '25, Paul van Gemert